Toyota Auris (2018 year). Manual in Dutch - page 10

 

  Главная      Toyota     Toyota Auris (2018 year). Manual in Dutch

 

Search            copyright infringement  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Content      ..     8      9      10     

 

 

 

 

Toyota Auris (2018 year). Manual in Dutch - page 10

 

 

620
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto
is verbroken (Blz. 161) of de elektronische sleutel niet kan
worden gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop, de startknop en de afstandsbedie-
ning niet. In dat geval kunnen de portieren worden geopend of
kan de motor worden gestart door de onderstaande procedure te
volgen.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(Blz. 136) om de volgende han-
delingen uit te voeren:
1
Vergrendelen van alle portieren
2
Ontgrendelen van alle portieren
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
621
Starten van de motor
1
Multidrive CVT: Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand P staat
en trap het rempedaal in.
Handgeschakelde transmissie: Zet de selectiehendel in stand N en
trap het koppelingspedaal in.
Houd de zijde van de elektroni-
2
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellin-
gen, wordt het contact in stand
ACC gezet.
Auto's met een instrumentenpaneel met 3 meters: Trap het rempe-
3
daal (Multidrive CVT) of koppelingspedaal (handgeschakelde trans-
missie) stevig in en controleer of het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop (groen) gaat branden.
Auto's met een instrumentenpaneel met 2 meters: Trap het rempe-
daal (Multidrive CVT) of koppelingspedaal (handgeschakelde trans-
missie) stevig in en controleer of
op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven.
8
Druk op de startknop.
4
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
622
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Uitzetten van de motor
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N (handgeschakelde
transmissie) en druk op de startknop, zoals u normaliter doet bij het afzetten
van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ont-
laden is. (Blz. 534)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sleutel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechanische sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
Wijzigen van de standen van het contact
Laat het rempedaal (Multidrive CVT) of het koppelingspedaal (handgescha-
kelde transmissie) los en druk tijdens stap
hierboven op de startknop.
3
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop
wordt ingedrukt. (Blz. 241)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Controleer of het Smart entry-systeem met startknop en startknopfunctie
niet is uitgeschakeld via de persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 663)
Controleer of de batterijspaarmodus is ingeschakeld. Is de functie ingescha-
keld, schakel hem dan uit. (Blz. 160)
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
623
Als de accu ontladen is
U kunt de volgende procedures gebruiken om de motor te star-
ten als de accu leeg is.
U kunt ook contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw auto starten met behulp van de
onderstaande hulpstartprocedure.
Auto's met een alarm: Contro-
1
leer of u de sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan
het alarm afgaan of kunnen de por-
tieren worden vergrendeld, afhan-
kelijk van de situatie. (Blz. 101)
2
Open de motorkap. (Blz. 485)
3
Verwijder bij auto's met 1ND-TV motor de motorafdekplaat.
Trek de voorkant van de afdek-
kap omhoog om hem uit de
bevestigingen te verwijderen en
trek vervolgens aan de kap om
8
hem los te maken uit de steu-
nen op de achterste stang.
Sluit de startkabels als volgt aan:
4
624
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
1NR-FE motor
8NR-FTS motor
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
625
1ZR-FAE en 1WW motor
1ND-TV motor
8
1
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
2
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
3
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-)
van de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
4
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt meta-
len punt uit de buurt van de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
626
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
5
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental iets
en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het ver-
hoogde toerental draaien om de accu van uw auto op te laden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit een
6
van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
7
Houd het motortoerental van de tweede auto constant en zet het
contact AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Houd het motortoerental van de tweede auto constant en zet het
contact AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Verwijder de startkabels in exact de omgekeerde volgorde van aan-
8
sluiten als de motor van uw auto aangeslagen is.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel
mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
627
Starten van de motor als de accu leeg is
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait. (Auto's
met Stop & Start-systeem: Behalve wanneer de motor is uitgezet door het
Stop & Start-systeem.)
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende lan-
gere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik is.
Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde
elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de
accu ontladen en kan de auto mogelijk niet meer worden gestart. (De accu
laadt automatisch op tijdens het rijden.)
Bij het bijladen of vervangen van de accu
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Wanneer de accu ontladen is,
is het in sommige gevallen niet mogelijk om de portieren te ontgrendelen
met het Smart entry-systeem met startknop. Gebruik de afstandsbediening
of de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen of te ontgrende-
len.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Mogelijk start de motor niet
bij de eerste poging nadat de accu weer is opgeladen, maar start hij wel nor-
maal bij de tweede poging. Dit wijst niet op een storing.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop: De stand van het contact
wordt door de auto opgeslagen. Wanneer de accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand die was geselecteerd voordat de
accu ontladen raakte. Zet vóór het losnemen van de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van de accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond voordat de accu ontladen raakte.
Auto's met Stop & Start-systeem:
8
Na het opladen van de accu of het weer aansluiten van de accupolen, wordt
de motor gedurende ongeveer 5 - 40 minuten mogelijk niet automatisch
door het Stop & Start-systeem uitgeschakeld.
Wanneer de accu wordt vervangen (auto's met Stop & Start-systeem)
Gebruik een accu die geschikt is voor gebruik met het Stop & Start-systeem
of een gelijkwaardige accu. Wanneer een niet-ondersteunde accu wordt
gebruikt, wordt de werking van het Stop & Start-systeem mogelijk beperkt om
de accu te beschermen.
Ook nemen de prestaties van de accu mogelijk af en kan de motor mogelijk
niet worden herstart. Neem voor meer informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
628
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het
licht ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbran-
ding komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en
niet per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de
bedoelde accupool.
Zorg ervoor dat de op de “+”-pool aangesloten startkabel niet in contact
komt met andere onderdelen of metalen oppervlakken, zoals metalen
steunen en ongelakt metaal.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met
elkaar.
Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt
van de accu.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor
dat de vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de
carrosserie van de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een
natte spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren of in de aandrijfriem van de motor.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
629
Als uw auto oververhit raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt.
● Auto's met een instrumentenpaneel met 3 meters: Het waarschu-
wingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur (Blz. 570) gaat bran-
den of u merkt een verlies aan trekkracht
(bijvoorbeeld de
rijsnelheid neemt niet toe).
Auto's met een instrumentenpaneel met 2 meters: De koelvloeistof-
temperatuurmeter (Blz. 110) komt in het rode gebied of u merkt
een verlies aan trekkracht (bijvoorbeeld de rijsnelheid neemt niet
toe).
● Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de aircon-
1
ditioning uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
2
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
8
630
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Behalve 8NR-FTS en 1WW motor
3
Controleer nadat de motor vol-
doende is afgekoeld de slangen
en het radiateurblok (radiateur)
op sporen van lekkage.
1
Radiateur
2
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof on-
middellijk contact op met een er-
kende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
8NR-FTS en 1WW motor
3
Controleer nadat de motor vol-
doende is afgekoeld de slangen
en het radiateurblok (radiateur)
op sporen van lekkage.
1
Radiateur
2
Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof on-
middellijk contact op met een er-
kende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
631
4
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW van het reservoir bevindt.
1
Reservoir
2
FULL (maximaal)
3
LOW (minimaal)
Behalve
8NR-FTS en
1WW
8NR-FTS motor
motor
1WW motor
8
632
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
5
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water gebruikt worden als u geen koelvloeistof
bij de hand hebt.
Behalve 8NR-FTS motor
8NR-FTS motor
6
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait en
of
er geen koelvloeistof lekt
uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet zeker van
bent de airconditioning nog een aantal keer in en uit. (De ventilator werkt
mogelijk niet bij temperaturen beneden het vriespunt.)
Als de koelventilator niet draait:
7
Schakel onmiddellijk de motor uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
633
WAARSCHUWING
Bij controles in de motorruimte van uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel,
zoals brandwonden, tot gevolg hebben.
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit
de buurt van de ventilator en aandrijfriemen. Als u dit niet doet, kunnen uw
handen of kleding bekneld raken, wat kan leiden tot ernstig letsel.
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als de motor en de
radiateur heet zijn.
Er kan hete stoom of koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat de motor voldoende is afgekoeld. Het
te snel bijvullen van koude koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan
de motor veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen koelvloeistofadditief.
8
634
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als u zonder brandstof komt te staan en de
motor afslaat (alleen 1ND-TV motor)
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat:
1
Vul de brandstoftank van uw auto.
2
Bedien om het brandstofsys-
teem te ontluchten de ontluch-
tingspomp totdat u meer
weerstand voelt.
Start de motor. (Blz. 234, 238)
3
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn uitgevoerd,
wacht dan 10 seconden en voer stap 2 en 3 vervolgens opnieuw uit. Raad-
pleeg een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Trap nadat de motor is aangeslagen het gaspedaal iets in tot de motor
soepel ronddraait.
OPMERKING
Als de motor opnieuw gestart wordt
Start de motor niet als er nog geen brandstof is bijgevuld en het brandstof-
systeem nog niet ontlucht is met de ontluchtingspomp. Hierdoor kan
schade aan de motor en het brandstofsysteem ontstaan.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat de startmotor niet
langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kunnen de start-
motor en de bedrading oververhit raken.
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
635
Als de auto vast komt te zitten
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of
als de auto vastzit in modder, sneeuw, enz.:
1
Zet de motor af. Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT)
of N (handgeschakelde transmissie) en activeer de parkeerrem.
2
Verwijder modder, sneeuw of zand rond de voorwielen.
3
Leg een stuk hout, stenen of ander materiaal onder de voorwielen
om de wielen grip te geven.
4
Start de motor opnieuw.
5
Zet de selectiehendel in stand D of R (Multidrive CVT) of in de 1e
versnelling of de achteruit (handgeschakelde transmissie) en deac-
tiveer de parkeerrem. Trap vervolgens voorzichtig het gaspedaal in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Auto's met een instrumentenpaneel met 3 meters
Druk op
om de TRC uit te schake-
len.
Auto's met een instrumentenpaneel met 2 meters
8
Druk op
om de TRC uit te schake-
len.
636
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per-
sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse-
ling in beweging komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken
als de wielen weer grip krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid
in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het gaspedaal is inge-
trapt.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een
aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
OPMERKING
Om beschadiging van de transmissie en andere componenten te voor-
komen
Vermijd dat de voorwielen doorslippen en dat u het gaspedaal verder dan
noodzakelijk intrapt.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
637
Voertuigspecificaties
9
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil,
enz.)
638
Informatie over brandstof...660
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen
663
9-3. Initialisatie
Te initialiseren
onderdelen
670
638
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte
4.330 mm (170,5 in.)
Totale breedte
1.760 mm (69,3 in.)
Totale hoogte*1
1.475 mm (58,1 in.)
Wielbasis
2.600 mm (102,4 in.)
1.535 mm (60,4 in.)*2
Voor
1.525 mm (60,0 in.)*3
1.515 mm (59,6 in.)*4, 5
1NR-FE en 1ND-TV motor
1.535 mm (60,4 in.)*2
1.525 mm (60,0 in.)*3
Spoorbreedte
1.515 mm (59,6 in.)*4
Achter
1ZR-FAE, 8NR-FTS en
1WW motor
1.525 mm (60,0 in.)*2
1.515 mm (59,6 in.)*3
1.505 mm (59,3 in.)*5
1NR-FE motor
1.735 kg (3.826 lb.)
1ZR-FAE motor
1.830 kg (4.035 lb.)*6
1.805 kg (3.980 lb.)*7
8NR-FTS motor
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
1.845 kg (4.068 lb.)*6
1.820 kg (4.012 lb.)*7
1ND-TV motor
1.820 kg (4.012 lb.)
1WW motor
1.890 kg (4.167 lb.)
9-1. Specificaties
639
1NR-FE, 1ZR-FAE, 8NR-FTS
en 1ND-TV motor
Voor
1.020 kg (2.249 lb.)
Maximale
asbelasting
1WW motor
1.080 kg (2.381 lb.)
Achter
1.010 kg (2.227 lb.)
1NR-FE en 1ND-TV motor
55 kg (121 lb.)
Kogeldruk
1ZR-FAE, 8NR-FTS en
1WW motor
65 kg (143 lb.)
1NR-FE en 1ND-TV motor
1.000 kg (2.205 lb.)
Maximaal
Geremd
1ZR-FAE, 8NR-FTS en
aanhangwagen-
1WW motor
gewicht
1.300 kg (2.867 lb.)
Ongeremd
450 kg (992 lb.)
1: Ongeladen auto
*2: Auto's met 195/65R15 banden
*3: Met 205/55R16 banden
*4: Auto's met 215/45R17 banden
*5: Auto's met 225/45R17 banden
*6: Auto's met Multidrive CVT
*7: Auto's met handgeschakelde transmissie
9
640
9-1. Specificaties
Identificatie van de auto
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer
van uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten
van de
auto.
Dit nummer is aangebracht
onder de rechter voorstoel.
Dit nummer staat ook op het
typeplaatje.
9-1. Specificaties
641
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het
motorblok.
1NR-FE motor
1ZR-FAE motor
8NR-FTS motor
1ND-TV motor
1WW motor
9
642
9-1. Specificaties
Motor
1NR-FE en 1ZR-FAE motor
Uitvoering
1NR-FE, 1ZR-FAE
Type
4-cilinder lijnmotor, 4-takt benzinemotor
1NR-FE motor
72,5  80,5 mm (2,85  3,17 in.)
Boring x slag
1ZR-FAE motor
80,5  78,5 mm (3,17  3,09 in.)
1NR-FE motor
1.329 cm3 (81,1 cu. in.)
Cilinderinhoud
1ZR-FAE motor
1.598 cm3 (97,5 cu. in.)
Klepspeling
Automatische afstelling
(koude motor)
1NR-FE motor
Automatische afstelling
1ZR-FAE motor
7,6 10,0 mm (0,30 0,39 in.)*
Dynamo
Dynamoriemspanning
Waterpomp
Krukas
Airco-
compressor
*:Doorbuiging aandrijfriem (gebruikt) bij indrukken met
98 N (10 kg, 22 lbf)
9-1. Specificaties
643
8NR-FTS motor
Uitvoering
8NR-FTS
Type
4-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine (met turbo)
Boring x slag
71,5  74,5 mm (2,82  2,93 in.)
Cilinderinhoud
1.197 cm3 (73,0 cu. in.)
Klepspeling
Automatische afstelling
(koude motor)
Dynamoriemspanning
Automatische afstelling
1ND-TV en 1WW motor
Uitvoering
1ND-TV, 1WW
Type
4 cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor (met turbo)
1ND-TV motor
73,0  81,5 mm (2,87  3,21 in.)
Boring x slag
1WW motor
78,0  83,6 mm (3,07  3,29 in.)
1ND-TV motor
1.364 cm3(83,2 cu. in.)
Cilinderinhoud
1WW motor
1.598 cm3 (97,52 cu. in.)
1ND-TV motor
Inlaat: 0,11 0,17 mm (0,004 0,007 in.)
Klepspeling
Uitlaat: 0,14 0,20 mm (0,006 0,008 in.)
(koude motor)
1WW motor
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning
Automatische afstelling
9
OPMERKING
Soort aandrijfriem (1ND-TV motor)
Een aandrijfriem met een hoge sterkte is gebruikt als aandrijfriem aan dyna-
mozijde. Vervang de aandrijfriem door een originele Toyota aandrijfriem met
een hoge sterkte of gelijkwaardig. Als er geen riem met een hoge sterkte
wordt gebruikt, zal de riem eerder slijten. De aandrijfriem met een hoge
sterkte bevat een aramidekern die sterker is dan gewone riemen met een
PET- of PEN-kern.
644
9-1. Specificaties
Brandstof
Benzinemotor
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation,
gebruik dan alleen brandstof met een van de
onderstaande labels.
Brandstofsoort
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de Euro-
pese norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal
95 of hoger
(RON)
Inhoud brandstoftank
50 l (13,2 gal., 11,0 Imp. gal.)
(Referentie)
9-1. Specificaties
645
Dieselmotor
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation,
gebruik dan alleen brandstof met een van de
onderstaande labels.
1WW motor
Behalve voor 1WW motor
Brandstofsoort
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese norm
EN590 of EN16734
Behalve EU:
Dieselbrandstof die 50 ppm of minder zwavel
bevat
Dieselbrandstof met een ultralaag zwavelgehalte
van max. 10 ppm
Cetaangetal
48 of hoger
Inhoud brandstoftank
50 l (13,2 gal., 11,0 Imp. gal.)
(Referentie)
9
646
9-1. Specificaties
Smeersysteem
Inhoud carter
(verversen  indicatie*)
Met filter
1NR-FE motor
3,4 l (3,6 qt., 3,0 Imp. qt.)
1ZR-FAE motor
4,2 l (4,4 qt., 3,7 Imp. qt.)
8NR-FTS motor
4,0 l (4,2 qt., 3,5 Imp. qt.)
1ND-TV motor
3,7 l (3,9 qt., 3,3 Imp.qt.)
1WW motor
5,2 l (5,5 qt., 4,6 Imp. qt.)
Zonder filter
1NR-FE motor
3,2 l (3,4 qt., 2,8 Imp. qt.)
1ZR-FAE motor
3,9 l (4,1 qt., 3,4 Imp. qt.)
8NR-FTS motor
3,7 l (3,9 qt., 3,3 Imp.qt.)
1ND-TV motor
3,3 l (3,5 qt., 2,9 Imp.qt.)
1WW motor
4,9 l (5,2 qt., 4,3 Imp. qt.)
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor
het verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en
zet de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
Keuze motorolie
1NR-FE en 1ZR-FAE motor
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL
“Energy-Conserving”, SM
“Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
9-1. Specificaties
647
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
Aanbevolen
teit van SAE
0W-20. Deze
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
weer.
U kunt de viscositeit SAE 5W-
30 gebruiken als SAE 0W-20
Te verwachten temperatuurbereik
niet beschikbaar is. Deze dient
tot de volgende verversing
echter bij de volgende verver-
sing vervangen te worden door
SAE 0W-20.
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt dan motorolie met een
viscositeit van SAE
0W-20 of
5W-30 aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
• Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
• Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
9
teit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
648
9-1. Specificaties
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
1
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE
SN geeft de kwaliteit van de
motorolie aan en is vastgesteld
door API (American Petroleum
Institute).
Middelste deel: SAE
0W-20
geeft de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”,
wat
staat voor brandstofbesparende
en groene eigenschappen.
2
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant Standardization and Appro-
val Committee) staat op de voorzijde van de verpakking.
8NR-FTS motor
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie SAE
0W-20 voor gedownsizede turbo benzinemotoren. Gebruik alleen
door Toyota goedgekeurde originele Toyota-motorolie SAE 0W-20
voor gedownsizede turbo benzinemotoren of een gelijkwaardige
motorolie met de hieronder aangegeven kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort:
Originele Toyota-motorolie SAE 0W-20 voor gedownsizede turbo
benzinemotoren, API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Con-
serving”, SN “Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
Viscositeit:
SAE 0W-20 en 5W-30
9-1. Specificaties
649
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met originele Toyota-motorolie
SAE 0W-20 voor gedownsizede
Aanbevolen
turbo benzinemotoren. Dit is de
beste keuze voor een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
Te verwachten temperatuurbereik
weer.
tot de volgende verversing
U kunt de viscositeit SAE 5W-30 gebruiken als SAE 0W-20 niet
beschikbaar is. Deze dient echter bij de volgende verversing ver-
vangen te worden door SAE 0W-20.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
• Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
• Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
1
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE
SN geeft de kwaliteit van de
motorolie aan en is vastgesteld
door API (American Petroleum
Institute).
9
Middelste deel: SAE
0W-20
geeft de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”,
wat
staat voor brandstofbesparende
en groene eigenschappen.
2
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant Standardization and Appro-
val Committee) staat op de voorzijde van de verpakking.
650
9-1. Specificaties
1ND-TV motor
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort: ACEA C2
OPMERKING
Gebruik van een andere oliesoort dan ACEA C2 kan beschadiging van de
katalysator tot gevolg hebben.
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
teit van SAE
0W-30. Deze
Aanbevolen
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
Te verwachten temperatuurbereik
weer.
tot de volgende verversing
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
• Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
• Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
9-1. Specificaties
651
1WW motor
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Toyota beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie 5W-30
Premium Fuel Economy voor 1WW motoren aan.
Motorolie moet voldoen aan de Longlife-04-specificatie en aan de
olieviscositeit SAE 0W-40, 0W-30, 5W-40 of 5W-30.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de motor
Als er andere motorolie dan originele Toyota-motorolie wordt gebruikt, con-
troleer dan of de motorolie voldoet aan de Longlife-04-specificatie en of de
olieviscositeit SAE 0W-40, 0W-30, 5W-40 of 5W-30 is.
Andere motorolie kan schade toebrengen aan de motor.
9
652
9-1. Specificaties
Koelsysteem
1NR-FE, 1ZR-FAE en 1ND-TV motoren
Met uitlaatgaswarmterecirculatiesysteem
5,7 l (6,0 qt., 5,0 Imp. qt.)
1NR-FE motor
Zonder uitlaatgaswarmterecirculatiesys-
teem
4,7 l (5,0 qt., 4,1 Imp. qt.)
Auto's met Multidrive CVT
Inhoud
(Referen-
5,8 l (6,1 qt., 5,1 Imp. qt.)
1ZR-FAE motor
tie)
Auto's met handgeschakelde transmissie
5,6 l (5,9 qt., 4,9 Imp. qt.)
Met extra verwarming
6,0 l (6,3 qt., 5,3 Imp. qt.)
1ND-TV motor
Zonder extra verwarming
5,6 l (5,9 qt., 4,9 Imp. qt.)
Gebruik een van de volgende middelen:
“Toyota Super Long Life Coolant”
Soort koelvloeistof
• Of een gelijkwaardig product
Gebruik niet uitsluitend kraanwater.
8NR-FTS motor
Inhoud (referentiewaarde)
Benzinemotor
Auto's met Multidrive CVT
6,4 l (6,8 qt., 5,6 Imp. qt.)
Auto's met handgeschakelde transmissie
6,2 l (6,6 qt., 5,5 Imp. qt.)
Intercooler
2,1 l (2,2 qt., 1,8 Imp. qt.)
Gebruik een van de volgende middelen:
• Toyota Super Long Life Coolant
Soort koelvloeistof
• Of een gelijkwaardig product
Gebruik niet uitsluitend kraanwater.
9-1. Specificaties
653
1WW motor
Met extra verwarming
7,3 l (7,7 qt., 6,4 Imp. qt.)
Inhoud (referentiewaarde)
Zonder extra verwarming
7,0 l (7,4 qt., 6,2 Imp. qt.)
Originele Toyota Premium Long Life Cool-
ant
1WW/2WW of gelijkwaardig. Gecon-
centreerde originele Toyota Premium Long
Life Coolant
1WW/2WW moet worden
gemengd in de volgende verhouding: 50%
koelvloeistof en
50% gedemineraliseerd
water. Gebruik niet uitsluitend kraanwater.
Soort koelvloeistof
Neem voor het gebruik van goedgekeurde
koelvloeistof van vergelijkbare kwaliteit con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Ontsteking (benzinemotor)
Bougie
1NR-FE motor
DENSO SC16HR11
1ZR-FAE motor
Merk
DENSO SC16HR11 of DENSO SC20HR11
8NR-FTS motor
NGK DILKAR8J9G
1NR-FE en 1ZR-FAE motor
1,1 mm (0,043 in.)
Elektrodenafstand
8NR-FTS motor
9
0,9 mm (0,035 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand
niet.
654
9-1. Specificaties
Elektrisch systeem
Accu
Klemspanning bij
12,6 12,8 V Volledig geladen
20C (68F):
12,2 12,4 V Half geladen
11,8 12,0 V Ontladen
(De spanning wordt gemeten 20 minuten nadat
de motor en verlichting zijn uitgeschakeld.)
Laadstroom
Max. 5 A
Multidrive CVT
Hoeveelheid vloeistof*
7,5 l (7,9 qt., 6,6 Imp. qt.)
Soort vloeistof
Originele Toyota CVT FE-vloeistof
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof dient als referentie.
Als vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Soort Multidrive-vloeistof
Door het gebruik van andere Multidrive-vloeistof dan Toyota Genuine CVT
FE-vloeistof kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de trans-
missie vergezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmis-
sie van uw auto ontstaan.
9-1. Specificaties
655
Handgeschakelde transmissie
1WW motor
Inhoud transmissievloeistof
2,1 l (2,2 qt., 1,8 Imp. qt.)
(referentiewaarde)
Behalve 1WW motor
2,4 l (2,5 qt., 2,1 Imp. qt.)
Toyota
handgeschakelde-transmissie-
Type transmissievloeistof
vloeistof type LV GL-4 75W of gelijkwaar-
dig
OPMERKING
Type transmissievloeistof
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van
de transmissievloeistof die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij
het stationair draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kun-
nen afwijken. In het ergste geval kan verkeerde transmissievloeistof of
verkeerd gebruik schade aan de transmissie veroorzaken. Toyota raadt
voor optimale prestaties het gebruik van originele TOYOTA transmissie-
vloeistof type LV GL-4 75W aan.
Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota handgeschakelde-trans-
missievloeistof type LV GL-4 75W. Gebruik alleen door Toyota goedge-
keurde originele Toyota handgeschakelde-transmissievloeistof type LV
GL-4 75W of gelijkwaardig met de hierboven aangegeven specificatie.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Koppeling
Vrije slag pedaal
5  15 mm (0,2  0,6 in.)
SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3,
Soort vloeistof
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
9
656
9-1. Specificaties
Remmen
Afstand van pedaal tot
vloer*1
Auto's met linkse
Min. 63 mm (2,48 in.)
besturing
Auto's met rechtse
Min. 73 mm (2,87 in.)
besturing
Vrije slag pedaal
1  6 mm (0,04  0,24 in.)
Slag parkeerrem-
5 8 klikken
hendel*2
SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3,
Soort vloeistof
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
*1: Minimumafstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 294 N (30
kg, 66 lbf) met draaiende motor
*2: Vrije slag parkeerremhendel bij aantrekken met 200 N (20,4 kg, 45,0 lbf)
Stuurinrichting
Vrije slag
Minder dan 30 mm (1,2 in.)
9-1. Specificaties
657
Banden en velgen
15 inch velgen
Bandenmaat
195/65R15 91H
Voorwiel kPa
Achterwiel
Rijsnelheid
(kg/cm2 of bar,
kPa (kg/cm2 of
psi)
bar, psi)
Type A*:
Type A*:
Voor snelheden
Bandenspanning
260 (2,6, 38)
260 (2,6, 38)
boven 160 km/h
(Aanbevolen ban-
Type B*:
Type B*:
(100 mph)
denspanning koud)
270 (2,7, 39)
270 (2,7, 39)
Type A*:
Type A*:
Voor snelheden tot
230 (2,3, 33)
230 (2,3, 33)
160 km/h
Type B*:
Type B*:
(100 mph)
240 (2,4, 35)
240 (2,4, 35)
Afmeting velg
15  6 J
Aanhaalmoment
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
wielmoeren
*: De specificaties voor de bandenspanning staan op het informatielabel voor
de bandenspanning. (Blz. 527)
9
658
9-1. Specificaties
16 en 17 inch banden
Bandenmaat
205/55R16 91V, 215/45R17 87W, 225/45R17 91W
Voorwiel
Achterwiel
Rijsnelheid
kPa (kg/cm2 of
kPa (kg/cm2 of
bar, psi)
bar, psi)
Bandenspanning
Voor snelheden
(Aanbevolen
boven 160 km/h
260 (2,6, 38)
260 (2,6, 38)
bandenspanning
(100 mph)
koud)
Voor snelheden tot
160 km/h
230 (2,3, 33)
230 (2,3, 33)
(100 mph)
16  6 1/2 J (16 inch banden),
Afmeting velg
17  7 J (17 inch banden)
Aanhaalmoment
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
wielmoeren
Compact reservewiel
Bandenmaat
T125/70D17 98M
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
420 kPa (4,2 kg/cm2 of bar, 60 psi)
spanning koud)
Afmeting velg
17  4 T
Aanhaalmoment
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
wielmoeren
Bij het rijden met een aanhangwagen
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm2 of bar, 3 psi) en houd
rekening met de lagere toegestane maximumsnelheid, van minder dan 100
km/h (62 mph).
9-1. Specificaties
659
Lampen
Lampen
W
Type
Halogeenkoplampen*
55
A
Mistlampen voor*
19
B
Richtingaanwijzers voor
21
C
Richtingaanwijzers opzij
5
C
Exterieur
Richtingaanwijzers achter
21
D
Remlichten
21
E
Achteruitrijlicht
16
F
Kentekenplaatverlichting
5
F
Make-upverlichting*
5
G
Interieurverlichting/leeslampjes voor
8
F
Interieur
Interieurverlichting achter*
8
G
Leeslampjes achter*
8
F
Bagageruimteverlichting
5
G
A: HIR2 halogeenlampen
B: H16 halogeenlampen
C: Glassokkellampen (oranje)
D: Bolvormige lampjes (oranje)
E: Bolvormige lampen (helder)
F: Glassokkellampen (helder)
G: Buislampjes
*: Indien aanwezig
9
660
9-1. Specificaties
Informatie over brandstof
Benzinemotor
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation, gebruik dan
alleen brandstof met een van de onderstaande labels.
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine conform de Europese
norm EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties
van uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije brandstof.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties
van uw auto.
9-1. Specificaties
661
Dieselmotor
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation, gebruik dan
alleen brandstof met een van de onderstaande labels.
1WW motor
Behalve voor 1WW motor
EU:
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof conform de Europese norm
EN590 of EN16734.
Behalve EU:
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelgehalte van
50 ppm of minder en een cetaangetal van 48 of hoger.
Dieselbrandstof met een ultralaag zwavelgehalte van max.
10 ppm
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de
hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Controleer of het octaangetal
van de benzine met ethanol aan bovenstaande voorwaarden voldoet.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan (diesel-
motor)
9
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag
daarom eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte ver-
krijgbaar is in het land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen tij-
dens accelereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is
geen reden tot bezorgdheid.
662
9-1. Specificaties
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
Benzinemotor: Gebruik geen loodhoudende benzine.
Gebruik van loodhoudende benzine zal de werking van de driewegkataly-
sator blijvend aantasten, waardoor het emissieregelsysteem niet goed kan
werken.
Dieselmotor: Gebruik geen brandstof met een zwavelgehalte van meer
dan 50 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
Benzinemotor (EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanol-
gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Benzinemotor (behalve EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof
die wordt verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Uw auto is geschikt voor benzine met maximaal 10%
ethanol. Bij het gebruik van brandstof met meer dan 10% ethanol (E10)
wordt het brandstofsysteem van de auto beschadigd. Zorg ervoor dat u
brandstof tankt met de juiste specificaties en de vereiste kwaliteit. Neem
bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Benzinemotor: Gebruik geen methanolhoudende benzine, zoals M15,
M85 of M100. Door methanolhoudende benzine te gebruiken kan de
motor beschadigd raken of kunnen er storingen in optreden.
Dieselmotor (EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid Met-
hyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of
brandstof met een hoog FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen
wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dieselmotor (behalve EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty
Acid Methyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of
B100, of brandstof met een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor
dieselbrandstof met maximaal 5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik
van brandstof met meer dan 5% FAME (B5) wordt het brandstofsysteem
van de auto beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste
specificaties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
663
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die
naargelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld.
De instellingen van deze functies kunnen worden gewijzigd met
de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel, op het
scherm van het navigatie-/multimediasysteem of bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Functies van de auto aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
Wijzigen op het scherm van het navigatie-/multimediasysteem
(auto's met navigatie-/multimediasysteem)
1
Druk op de toets SETUP.
2
Kies “Vehicle” (auto) op het scherm “Setup” (instellen).
Selecteer het gewenste item.
Er kunnen verschillende instellingen worden gewijzigd. Raadpleeg
het overzicht met instellingen die kunnen worden gewijzigd voor
meer informatie.
Wijzigen met de bedieningstoetsen van het instrumentenpa-
neel (auto's met een instrumentenpaneel met 2 meters)
Blz. 122
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen
9
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem voor meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instellingen die u kunt wijzigen op het scherm van het navigatie-/
1
multimediasysteem (auto's met navigatie-/multimediasysteem)
Instellingen die u met de bedieningstoetsen van het instrumenten-
2
paneel kunt wijzigen (auto's met een instrumentenpaneel met 2
meters)
664
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
3
Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Meters, tellers en multi-informatiedisplay*1 (Blz. 110, 119)
Standaard-
Persoonlijke
Functie*2
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
*4
Taal*3
Engels
O
km (km/liter)
km (l/100 km)
O
O
Eenheden*3
mijlen (MPG)
°C
°F
O
O
Aan
ECO-controlelampje*5
(zelfontste-
Uit
O
kend)
Actueel brand-
stofverbruik
(weergave
meter)
*6
Rij-informatie 1
O
Gemiddeld
brandstofver-
bruik (sinds
resetten)
Afstand
(actieradius)
*6
Rij-informatie 2
O
Gemiddelde rij-
snelheid (sinds
resetten)
Werkingsduur
Stop & Start-
systeem
(na starten)
*6
Rij-informatie 3*5
O
Werkingsduur
Stop & Start-
systeem
(sinds resetten)
Pop-updisplay*5
Aan
Uit
O
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
665
*1: Auto's met een instrumentenpaneel met 2 meters
*2: Voor meer informatie over elke functie: Blz. 125
*3: De standaardinstelling verschilt per land.
*4: Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Portugees, Nederlands, Zweeds, Noors,
Deens, Russisch, Fins, Grieks, Pools, Oekraïens, Turks, Hongaars, Tsje-
chisch, Slowaaks, Roemeens
*5: Indien aanwezig
*6:
2 van de volgende items: actueel brandstofverbruik (weergave meter),
actueel brandstofverbruik (numeriek display), gemiddeld brandstofverbruik
(sinds resetten), gemiddeld brandstofverbruik (sinds starten), gemiddeld
brandstofverbruik
(sinds tanken), werkingsduur Stop & Start-systeem
(sinds resetten)*5, werkingsduur Stop & Start-systeem (sinds starten)*5,
gemiddelde rijsnelheid (sinds resetten), gemiddelde rijsnelheid (sinds star-
ten), verstreken tijd (sinds resetten), verstreken tijd (sinds starten), afstand
(actieradius), afstand (sinds starten), leeg.
Smart entry-systeem met startknop*1 en afstandsbediening
(Blz. 146, 152, 157)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
1
2
3
instelling
voorkeursinstelling
Bedieningssignaal
Aan
Uit
O
O
(alarmknipperlichten)
Tijd totdat na het ontgren-
60 seconden
delen, zonder dat een
portier wordt geopend, de
30 seconden
O
120 seconden
portieren
automatisch
weer worden vergrendeld
Waarschuwingszoemer
Aan
Uit
O
open portier/achterklep*2
1: Indien aanwezig
9
*2: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
666
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Smart entry-systeem met startknop*1 (Blz. 146, 152, 157)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Smart entry-systeem met
Aan
Uit
O
O
startknop
Aantal
opeenvolgende
Zo veel als
2 keer
O
portiervergrendelingen*2
gewenst
*1: Indien aanwezig
*2: Auto's met linkse besturing
Afstandsbediening (Blz. 134, 146, 152)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
1
2
3
instelling
voorkeursinstelling
Afstandsbediening
Aan
Uit
O
Twee keer
indrukken
(Kort) ingedrukt
Ontgrendeling achter-
Eén keer kort
houden
O
klep*
indrukken
(Lang) ingedrukt
houden
Uit
*: Indien aanwezig
Richtingaanwijzerschakelaar (Blz. 258)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
1
2
3
instelling
voorkeursinstelling
Het aantal keren dat de
5
richtingaanwijzers auto-
7
matisch knipperen wan-
neer de richtingaanwij-
zerschakelaar wordt be-
3
O
wogen naar de eerste
Uit
positie om het verande-
ren van rijstrook aan te
geven.
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
667
Automatische verlichting* (Blz. 260)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Gevoeligheid lichtsensor
Standaard
-2 - 2
O
O
*: Indien aanwezig
Follow Me Home-systeem (Blz. 262)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Tijd die verstrijkt voordat
60 seconden
de koplampen automa-
30 seconden
90 seconden
O
tisch worden uitgescha-
keld
120 seconden
LDA (Lane Departure Alert)* (Blz. 296)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Gevoeligheid LDA-waar-
Hoog
Standaard
O
schuwing
*: Indien aanwezig
RSA (Road Sign Assist)* (Blz. 305)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
RSA-systeem
Aan
Uit
O
Weergave
Meldingsmethode
Alleen
en zoemer
O
snelheidsoverschrijding
weergave
Uit
9
Weergave
Meldingsmethoden voor
Alleen
en zoemer
andere zaken dan
O
weergave
snelheidsoverschrijding
Uit
10 km/h (5 mph)
Meldingsniveau
2 km/h (1 mph)
O
snelheidsoverschrijding
5 km/h (3 mph)
*: Indien aanwezig
668
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Stop & Start-systeem* (Blz. 311)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Wijzig de duur van het
Stop & Start-systeem
Normaal
Lang
O
wanneer de airco is inge-
schakeld
*: Indien aanwezig
Toyota Parking Assist-sensor*1 (Blz. 333)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Toyota Parking Assist
Aan
Uit
O
Sensor-systeem
Detectieafstand van de
binnenste
sensoren
Ver weg
Dichtbij
O
O
voor*2
Detectieafstand van de
binnenste sensoren ach-
Ver weg
Dichtbij
O
O
ter*2
Zoemervolume*2
5
1 - 4
O
O
Alle sensoren
Instelling display*2, 3
worden weer-
Display uit
O
O
gegeven
1: Indien aanwezig
*2: Auto's met navigatie-/multimediasysteem
*3: Wanneer Toyota Parking Assist-sensor in werking is.
Automatische airconditioning* (Blz. 435)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de
Aan
Uit
O
O
schakelaar AUTO gekop-
pelde recirculatiemodus
Automatische bediening
Aan
Uit
O
aircoschakelaar
*: Indien aanwezig
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
669
Verlichting (Blz. 447)
Standaard-
Persoonlijke
Functie
instelling
voorkeursinstelling
1
2
3
Regeling interieurverlich-
Aan
Uit
O
O
ting*
Tijd die verstrijkt voordat
7,5 seconden
de interieurverlichting uit-
15 seconden
O
O*
gaat
30 seconden
Werking als het contact
Aan
Uit
O
UIT wordt gezet
Werking als de portieren
Aan
Uit
O
worden ontgrendeld
Werkt wanneer u de auto
nadert en de elektroni-
Aan
Uit
O
sche sleutel bij u draagt*
*: Indien aanwezig
Persoonlijke voorkeursinstellingen auto
Als de portieren niet worden geopend nadat de portieren zijn ontgrendeld en
de timer automatisch opnieuw vergrendelen wordt geactiveerd, worden er
signalen gegenereerd overeenkomstig de instelling van de bedieningssig-
naalfunctie (alarmknipperlichten).
WAARSCHUWING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Aangezien de motor tijdens het aanpassen moet draaien, dient de auto te
worden geparkeerd op een plaats met voldoende ventilatie. In een afgeslo-
ten ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen die het schadelijke
koolmonoxide (CO) bevatten, zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit
kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
9
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, dient de motor te draaien terwijl de
persoonlijke voorkeursinstellingen worden aangepast.
670
9-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accu
of onderhoud aan de auto, moet het volgende systeem worden
geïnitialiseerd, zodat het weer op de juiste manier werkt.
Onderwerp
Wanneer initialiseren
Overzicht
• Verwisselen van voor- en
achterwielen met een ver-
schillende bandenspanning
• Als de bandenmaat wordt
Bandenspanningswaar-
aangepast
Blz. 512
schuwingssysteem*
• Als
de bandenspanning
wordt gewijzigd omdat de rij-
snelheid of de belading ver-
andert.
*: Indien aanwezig
671
Index
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)
672
Alfabetische index
677
672
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Als u een probleem hebt, controleer dan het volgende voordat u
contact opneemt met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
De portieren kunnen niet worden vergrendeld, ontgrendeld,
geopend of gesloten
U bent uw sleutels verloren
Als u uw sleutel of mechanische sleutel verloren bent, kan een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige een nieuwe originele sleutel of mecha-
nische sleutel leveren. (Blz. 136)
Als u uw sleutels of elektronische sleutels verloren bent, neemt de kans
dat uw auto wordt gestolen aanmerkelijk toe. Neem direct contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 145)
De portieren kunnen niet worden vergrendeld of ontgren-
deld
Is de batterij van de sleutel zwak of leeg? (Blz. 534)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Zorg ervoor dat het contact UIT staat wanneer u de portieren vergrendelt.
(Blz. 241)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
De functie werkt mogelijk niet goed als gevolg van de radiogolven.
(Blz. 137, 161)
Het achterportier kan niet worden geopend
Is het kinderslot geactiveerd?
Het achterportier kan niet vanaf de binnenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is geactiveerd. Open het achterportier
vanaf de buitenzijde en deactiveer het kinderslot. (Blz. 150)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
673
Als u denkt dat er iets mis is
De motor kan niet worden gestart (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop)
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Draait u de sleutel terwijl het koppelingspedaal stevig is ingetrapt?
(Blz. 234)
Auto's met Multidrive CVT:
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 234)
Is het stuurslot ontgrendeld? (Blz. 235)
Is de accu ontladen? (Blz. 623)
De motor kan niet worden gestart (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Auto's met Multidrive CVT:
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het rempedaal stevig ingetrapt
hield? (Blz. 238)
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het koppelingspedaal stevig inge-
trapt hield? (Blz. 238)
Auto's met Multidrive CVT:
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 244)
Kan de elektronische sleutel in de auto worden gesignaleerd? (Blz. 158)
Is het stuurslot ontgrendeld? (Blz. 245)
Is de batterij van de elektronische sleutel zwak of leeg?
De motor kan in dit geval worden gestart op een tijdelijke manier.
(Blz. 621)
Is de accu ontladen? (Blz. 623)
674
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
De selectiehendel kan niet vanuit stand P in een andere
stand worden gezet, zelfs al trapt u het rempedaal in (auto's
met Multidrive CVT)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt met het contact AAN. (Blz. 253)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt met het contact AAN. (Blz. 253)
Het stuurwiel kan niet worden gedraaid nadat de motor is
uitgeschakeld
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Wordt vergrendeld ter voorkoming van diefstal wanneer de sleutel uit het
contact is genomen. (Blz. 236)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Wordt automatisch vergrendeld om diefstal van de auto te voorkomen.
(Blz. 244)
De ruiten kunnen niet worden geopend of gesloten met de
schakelaars van de ruitbediening
Is de blokkeerschakelaar van de ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten, behalve die van het bestuurdersportier,
kunnen niet worden bediend als de blokkeerschakelaar van de ruitbedie-
ning wordt ingedrukt. (Blz. 206)
Het contact wordt automatisch UIT gezet (auto's met Smart
entry-systeem en startknop)
De auto power off-functie wordt bediend als het contact gedurende een
bepaalde tijd in stand ACC of AAN staat (de motor draait niet). (Blz. 244)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
675
Tijdens het rijden klinkt een waarschuwingszoemer
Het controlelampje van de veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de voorpassagier hun veiligheidsgordel?
(Blz. 574)
Het waarschuwingslampje remsysteem (rood) brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd? (Blz. 259)
Afhankelijk van de situatie klinken er mogelijk ook andere soorten waarschu-
wingszoemers. (Blz. 569, 582)
Er wordt een alarm geactiveerd en de claxon klinkt
(auto's met alarmsysteem)
Heeft iemand een portier geopend tijdens het instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het alarm klinken. (Blz. 99)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN of start de motor om het alarm uit te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN of start de motor om het alarm uit te schakelen.
Bij het verlaten van de auto klinkt een waarschuwingszoe-
mer (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Auto's met een instrumentenpaneel met 2 meters: Controleer de melding
op het multi-informatiedisplay. (Blz. 582)
Er gaat een waarschuwingslampje branden
(auto's met een instrumentenpaneel met 3 meters)
Raadpleeg Blz. 569 als er een waarschuwingslampje gaat branden.
676
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Er gaat een waarschuwingslampje branden of er wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven
(auto's met een
instrumentenpaneel met 2 meters)
Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden of een waarschuwings-
melding wordt weergegeven, raadpleeg dan Blz. 569, 582.
Wanneer zich een probleem heeft voorgedaan
Als uw auto een lekke band heeft
Auto's met een reservewiel:
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en vervang de lekke band
door het reservewiel. (Blz. 589)
Auto's met een bandenreparatieset:
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset. (Blz. 603)
De auto zit vast
Voer de procedure uit voor als de auto vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(Blz. 635)
692
INFORMATIE VOOR BIJ HET TANKSTATION
Veiligheidshaak
Tankdopklep
Blz. 485
Blz. 276
Ontgrendelings-
Tankdopklep-
Bandenspanning
hendel motorkap
ontgrendeling
Blz. 485
Blz. 276
Blz. 657
Inhoud brandstoftank
50 l (13,2 gal., 11,0 Imp. gal.)
(bij benadering)
Brandstofsoort
Blz. 644
Bandenspanning
Blz. 657
koud
Hoeveelheid
motorolie
(aftappen en
Blz. 646
verversen —
bij benadering)
Soort motorolie
Blz. 646

 

 

 

 

 

 

 

Content      ..     8      9      10